Omdat een slechte daad niet snel bestraft wordt, is een mensenhart maar al te snel tot het kwaad geneigd. Een zondaar kan wel honderd maal kwaad doen en toch vele jaren leven. Natuurlijk weet ook ik:

het zal een mens die ontzag voor God heeft goed vergaan – want hij heeft toch ontzag voor God? Een zondaar daarentegen zal het slecht vergaan:

de schaduw van zijn levensdagen zal niet lengen – want hij heeft toch geen ontzag voor God? Maar is het hier op aarde niet een grote leegte dat rechtvaardigen ten deel valt wat zondaars verdienen, en zondaars wat rechtvaardigen verdienen? Ook dat – zeg ik – is leegte.

Daarom prijs ik de vreugde, want er is onder de Zon niets beters voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet. De vreugde is zijn metgezel wanneer hij zwoegt op elke levensdag onder de Zon die God hem heeft gegeven. Ik zocht met heel mijn hart naar wijsheid. Alles wat de mens op aarde onderneemt, wilde ik doorgronden. Nooit geeft hij zijn ogen rust, dag noch nacht,

maar bij alles wat God doet onder de Zon, zo heb ik ingezien, doet Hij wat Hij doet. De mens is niet in staat de zin ervan te vinden. Hij tobt zich af en zoekt ernaar, maar hij vindt hem niet, en al zegt de wijze dat hij inzicht heeft, ook hij is niet in staat de zin ervan te vinden.

Loading

0Shares